zondag 27 april 2008

Verwarring in Windhoek

Ondertussen zijn we alweer in Windhoek, de hoofdstad van Namibië aangeland. Misschien nog daas van de vele fietskilometers die we de afgelopen dagen hebben weggewerkt kunnen we onze indrukken nog niet zo goed plaatsen. Het is veruit de rijkste, meeste westerse stad die we tot nu toe hebben gezien, maar op straat werden we al binnen tien minuten serieus belaagd door een stel zakkenrollers. Gelukkig lette Gwen goed op. Medefietsers vertelden dat ze al minstens vijf keer de ritsen van hun rugzak hadden moeten dichtdoen. ’s Avonds op straat schijnt het niet bij zakkenrollen te blijven, dan gaat het er gewelddadiger aan toe. In een museum leek de bewaking samen met de kassier een wisseltruc te willen uithalen toen ik voor mijn toegang betaalde. Politiek is het ook niet eenduidig. Op zoek naar de toeristische highlights kom je via de Fidel Castro straat in de Robert Mugabe straat waaraan alle belangrijke overheidsgebouwen liggen. Ertussen staat het ‘Reiterdenkmahl’, een gedenkteken voor de Duitsers die zijn omgekomen tijdens een uitroei missie tegen de oorspronkelijke bevolking die aan het begin van de 20ste eeuw in opstand was gekomen. Ergens buiten het centrum schijnt er een Herman Göring straat te zijn, maar dat is dan de vader van de bij ons bekende zoon.

Windhoek centrum

Afrikaans, de taal die tot het begin van de 20ste eeuw werd beschouwd als een dialect van het Nederlands, is hier veelal de voertaal. In Zuid-Afrika was de taal sterk geassocieerd met de apartheid en de blanke onderdrukking, hier spreken veel zwarte mensen ook onderling Afrikaans.
Ter nadere informatie voor degenen die misschien niet gelijk alles kunnen plaatsen: Namibië is tot het einde van de eerste wereldoorlog een Duitse kolonie geweest, daarna tot de onafhankelijkheid in 1990 een Zuid-Afrikaans protectoraat.

De afgelopen dagen weer door schitterende landschappen gefietst. Botswana heeft wel wat weg van onze polders. Plat, eindeloze rechte wegen, en veel wind. Het is overdag alleen een flink stuk warmer, en af en toe steekt er een olifant over. Via de Trans-Kalahari highway, een tweebaansweg, maar wel met goed asfalt, fietsten we richting Namibië. De Kalahari is overigens geen woestijn, zoals bijna iedereen denkt, maar semi-woestijn. Hele stukken kunnen er nog behoorlijke bomen staan, anders stukken groeien er vooral lage struiken. In Namibië kreeg het landschap wat meer variatie. Af en toe een rivierdalletje, overigens wel volkomen droogliggend, en een enkele berg in de verte. De begroeiing nam zienderogen af, iets voorbij Windhoek komen we waarschijnlijk in de echte woestijn.

We hebben bij aankomst in Windhoek snel het Tour d’Afrique kamp achter ons gelaten, en toevlucht gezocht in een lekker hotel in het centrum van de stad. Eventjes bijkomen van al dat gefiets. Op de langste dag sinds Maun (Botswana) bleef de teller staan op ruim 210 kilometer, de afgelopen vijf dagen hebben we totaal bijna 850 kilometer afgelegd. Weliswaar meestal met een windje in de rug, en pas op het laatst weer wat fikse heuvels, maar toch vermoeiend genoeg.
Naast dat we vonden dat we wel wat verwennerij verdiend hadden bleek het TDA kamp niet voor de eerste keer een dikke onvoldoende te scoren voor locatie. De afstand kamp stad was minstens 10 kilometer. Naast de locatie valt er nog wel meer op te merken over onze kampeerplekken. Duncan, de hoogste baas van de staf, heeft al meerder malen hele mooie kampen aangekondigd, bij aankomst bleek het vaak nogal tegen te vallen. Twee douches voor ruim tachtig man is niet echt ruim. Lauw water, lees niet echt steenkoud, is bijna altijd het hoogst haalbare. Komisch waren de aangekondigde zwembaden. Die bleken tot nu toe allemaal voorzien van een laag wit schuim, of fanatiek rondzwemmende kleine zwarte beestjes, of een chemisch kleur groen die pijn deed aan de ogen, of een combinatie van deze eigenschappen. Ik heb me nog niet in het water durven wagen.

Naast het fietsen is er nog een toeristische activiteit die we kunnen vermelden. In Maun hebben we met een klein vliegtuigje een vlucht gemaakt boven de Okavango-delta. Omdat we als fietsers per definitie als milieu vriendelijk te boek staan dachten we dit wel te kunnen maken. Toch werden we gestraft. Twee mensen, waaronder Gwen, werden heel misselijk, de rest op één na (en dat was ik niet) was ook heel blij dat na 45 minuten de landing werd ingezet. Gelukkig nog wel veel gezien vanuit de lucht. Vooral veel olifanten, zelfs in het water, giraffen, zebra’s en wat dies meer zij.

KUNNEN WE AL EEN BEETJE FIETSEN?
Matig zou ik zeggen, maar dat is al een stuk beter als toen we begonnen in Egypte.
Voordat we vertrokken had ik een fantasie. We waren natuurlijk niet zo goed getraind, en onze fietsen zijn niet echt van de snelste soort. Maar waarom zouden we, als we er na een maandje fietsen goed inzaten, niet eens een dagje per ongeluk als eerste over de streep kunnen komen. Gewoon een beetje stevig doorgefietst, niet al te veel cola-stops gehouden. Ik had voor de gelegenheid zelfs al een quote bedacht ‘Ach, we moesten toch die kant op’, vrij naar Sjaak Swart begin jaren 70, of was het eind jaren 60. Eenmaal in Egypte had ik al voor de buitenwijken van Cairo door dat het realiteitsgehalte van mijn droom absoluut nul was. Met een stadsfiets als winnaar op de Alp d’Huez aankomen was waarschijnlijker. De enige andere deelnemers die we een beetje konden bijhouden was een groepje mannen van boven de zestig. Helaas vertrokken die meestal ruim voor ons, zodat wij bijna altijd helemaal achteraan bungelden. Waarbij we dan wel kunnen zeggen dat wij zo goed als alles gefietst hebben, als we er waren, terwijl een behoorlijke groep regelmatig gebruik maakte van de truck.
Vanaf de herstart in Arousha, Tanzania konden we wat beter meekomen. Het steeds maar blijven fietsen, en niet voor de truck kiezen, bleek zich uit te betalen. Ik zou zeggen dat nu driekwart van de groep nog sneller gaat, maar de sweep zien we nog maar sporadisch. De racers blijven van een heel andere orde. Wij reden de langste etappe van 210 kilometer met een gemiddelde van 25,8, exclusief al onze pauzes. Goede expeditierijders, in een pelotonnetje, wat heel veel scheelt, deden het met 29 gemiddeld. Jos, de aanstaande winnaar van de race, reed een gemiddelde van ik geloof 33, merendeels in zijn eentje, en zelfs nog inclusief pauzes. In aankomsttijden betekent het snelheidsverschil dat Jos meestal om een uurtje of één binnen is. Wij komen zo rond een uurtje of vier aankakken.

AFRIKA
Ook nog wat over Afrika dan maar, als ik hier toch zit. Deskundigen zeiden het altijd al, ik kan het nu alleen maar beamen. Afrika mag je niet als één geheel beschouwen, zomaar identificeren met hongersnood, burgeroorlog en meer van dat soort ellende. Afrika is enorm divers. Dat het boven de Sahara anders is dan eronder zal zelfs de meeste oppervlakkige krantenlezer wel weten. Maar de verschillen tussen Tanzania, Malawi, Zambia, Botswana en Namibië zijn ook enorm. Gwen merkte op dat het leek dat in Tanzania op het platteland de mensen gekleed waren in wat wij in de Leger des Heils bak storten, terwijl in Malawi de mensen op hun beurt in de afdankertjes van de Tanzanianen lopen. Zambia was weer een stuk rijker dan Tanzania. Botswana en Namibië hebben hun problemen, neem alleen al het feit dat 40% van de bevolking HIV-positief is, maar de steden en stadjes zien er rijk en goed ontwikkeld uit. De doorsnee supermarkt doet echt niet onder voor onze Albert Heijn, de huizen en de auto’s zijn goed onderhouden, de meeste mensen zitten netjes in de kleren. Namibië en nog is sterkere mate Botswana worden vaak gepresenteerd als Afrikaanse succesverhalen waarvoor te weinig aandacht is. Als kanttekening zou ik willen opmerken dat ze een redelijk bevoorrechte positie hebben. Beiden hebben minder dan twee miljoen inwoners terwijl de toeristendollars binnenstromen, in Botswana wordt bovendien op grote schaal diamand gedolven.

AFZIEN
Als laatste een stukje om jullie te laten voelen hoe zwaar we het wel niet hebben. Ik had de dag van 210 kilometer al genoemd. Drie dagen voor deze dag lag ik nog in ons tentje boven op mijn lakenzak omdat het te warm was om erin te kruipen. Twee dagen later lagen we al in de aan elkaar geritste slaapzakken wanhopig naar wat extra warmte bij elkaar te zoeken. De dag van de 210 kilometer lag er ’s ochtends ijs op onze tent, net als op mijn fietszadel. In de tent maten we drie graden. ’s Ochtends om kwart voor zeven op de fiets, het eerste uur vroren m’n vingers er zowat af. Toen kwam de zon pas goed op gang, vanaf negen uur was het weer zweten in de hitte.
Als nagekomen bericht nog een hard cijfer om het afzien te staven. Vijfentachtig kilo woog ik toen ik vertrok. Net even snel op een weegschaal in een winkel gaan staan. Vijfenzeventig kilo is er nog over van mij. Gwen bleek nog op bijna hetzelfde gewicht te zitten. Dat lijkt sowieso een trend onder de rijders, over het algemeen vallen de mannen veel meer af dan de vrouwen. Dus middelbare mannen met een buikje: hup op de fiets, trap een kleine 10.000 kilometer weg, en opgelost is het probleem. (Hans)
PS: Er zijn weer nieuwe foto’s. Zambia en Botswana maar liefst. Het niveau lijkt een zekere fotografeermoeheid te illustreren. Vanaf nu gaan we weer heel erg ons best doen.

Lees verder...

zondag 20 april 2008

Elephant Highway

We zijn aangekomen in Maun, Botswana na vijf fietsdagen vanaf Livingstone, Zambia waar we ons weer bij de groep voegden na een korte “vakantie”. De naam van dit traject (dat nog tot aan Windhoek, Namibië zal duren) is Elephant Highway. Veelbelovend qua naam, maar tot nu toe waren het vooral lange saaie dagen. De eerste nacht hoorden we wel olifanten trompetter (wat behoorlijk eng is als je in je tentje ligt), maar dat kon wel van vijf kilometer verderop komen vertelde de deskundige de volgende ochtend. De volgende dag sliepen we in een bushkamp naast de olifantendrollen, maar ook die dag zagen we slechts wat Sabel Antilopen in de verte en een paar dooie slangen op de weg. Gelukkig werd ons geduld op de derde dag beloond en stonden er eindelijk olifanten langs de weg.

De instructies waren “rustig blijven” en “langzaam terugtrekken als ze met hun oren gingen flapperen”, maar was dat flapperen nu echt flapperen of wuifden ze zich koelte toe? Onze olifanten bleven kalm een vijvertje leegdrinken, maar we hoorden verhalen van medefietsers waar de olifanten wel wat gedreigd hadden.

Naar mate we dichter bij Maun kwamen zouden er ook steeds meer leeuwen zitten. Niet iets om graag op de fiets tegen te komen lijkt me. Ook een reden om 's nachts heel voorzichtig de tent uit te gaan om te plassen! Ter geruststelling werd door de leiding gemeld dat toen er vorig jaar leeuwen op zes kilometer van het kamp waren gesignaleerd de rangers dit netjes waren komen melden.

Botswana lijkt op het eerste oog een stuk rijker en ontwikkelder dan de vorige landen waar we doorheen kwamen. In de supermarkten is van alles te krijgen, we vonden zelfs een zakje Venco muntdrop in de lokale Spar en er moest voor het plastic zakje worden betaald, ook een teken van ontwikkeling. Met maar 1,6 miljoen inwoners is het ook behoorlijk leeg. Het aantal keren per dag dat we zwaaien en hallo zeggen is behoorlijk beperkt, van verveling zeggen we af en toe de koeien en ezels onderweg maar vriendelijk gedag.


Gisteren was de weg bezaaid met “armourplated crickets” (gepantserde krekels?). Lelijke jongens tot wel vijf centimeter groot die zich bezighielden met het opeten van platgereden soortgenoten (zodat ze zelf ook weer platgereden konden worden) een erg onsmakelijk gezicht!

Omdat we zulke lange afstanden maken (de laatste twee dagen waren bijvoorbeeld net boven de 170km) en de reis bijna ten einde is, nog maar drie weekjes te gaan) moest ik voor het eerst aan werk denken op de fiets. Zouden er al nieuwe bermbevers zijn gevonden? Is de financiering van Heijplaat eindelijk rond? Bij de meesten leeft volgens mij het besef dat het bijna voorbij is. Drie weken is natuurlijk ook een behoorlijke “vakantie”, maar wel een die te overzien is, terwijl de vier maanden aan het begin eindeloos leken. Een zekere weemoed maakt zich van de meesten meester. Fijn dat het bijna aan het einde is, maar daarmee is het avontuur dan ook wel meteen voorbij en zal het gewone leven weer moeten beginnen.

Net niet in de prijzen
Om de boel een beetje leuk te houden worden er door de organisatie af en toe prijzen uitgereikt. Natuurlijk bij etappe-winst voor de racers, maar ook de best gekostumeerde op het feestje of de “gemiste afslag-prijs”.
In Livingstone hadden we samen met Kerri en Jo ervoor gekozen om niet op de “met wijn en kaas de rivier af-cruise” te gaan maar op de zogenaamde “booze-cruise”. Een boottochtje met zonsondergang op de Zambezi met BBQ en onbeperkt drinken. Het was enorm gezellig en bij terugkomst in het kamp gingen we vrolijk door in de bar. Toen Hans en ik vanuit de bar naar de tent strompelden bleken we Zuid-Afrikaanse buren gekregen te hebben die op weg waren naar een bruiloft ergens een eind verderop. We werden uitgenodigd om ook nog even gezellig bij hen aan te schuiven voor een borrel en met name ik schijn erg vrolijk geweest te zijn. Zo vrolijk dat ik de volgende dag tot weinig meer in staat was dan brak bij de tent zitten terwijl Hans een helikoptervlucht boven de watervallen maakte.
Groot was mijn teleurstelling dat toen twee dagen later de prijs voor “luidruchtigste nachtbrakers” naar Kerri en Jo ging en ik niet eens een eervolle vermelding kreeg. De dames besloten echter dat ik ook best een prijs verdiend had, zodat ik in de gewonnen chocolade mocht delen. Gezien het nog te fietsen programma denk ik dat ik de booze-cruisen tot Kaapstad maar oversla. Al hebben we in Windhoek natuurlijk wel weer twee rustdagen..... (Gwen)

Lees verder...

zondag 13 april 2008

Cijfers tot de Victoria watervallen, Zambia

Voor de cijferfreaks het overzicht tot nu toe. Het zijn de gegevens tot aan de Victoria watervallen bij Livingstone, Zambia (Hans’ cijfers, tenzij anders vermeld):
Gefietst: 5200 kilometer
In de truck: Gwen 455 kilometer, Hans 105 kilometer
Gemist: Addis Abeba – Moyale (grens Ethiopie-Kenia) ongeveer 800 kilometer
Kenia in zijn geheel ongeveer 1000 kilometer
Lilongwe-Victoria Falls ongeveer 1100 kilometer
Totale tijd op fiets: 268 uur en 41 minuten
Gemiddelde snelheid: 20,24 kilometer/uur (Dat gaat niet helemaal goed, gemiddelde keer aantal uren is ruim meer dan 5200 kilometer. Het zijn Afrikaanse cijfers zeg maar.)
Langste dag: 8 uur en 32 minuten (langste dag is nog steeds dag 1)
Snelste dag: 29,5 gemiddeld
Langzaamste dag: 12,9 gemiddeld
Hoogste snelheid: 59,5 kilometer/uur
Langste afstand op één dag: 169 kilometer

Als we uitgaan van een totale lengte van de Tour d’Afrique van 12.000 kilometer dan laat een snelle berekening zien dat we nog 12.000-5200-105-2900=3795 fietskilometers hebben te gaan. Dat is niet niks, vooral omdat het in een kleine maand moet gebeuren. In Botswana wacht er een etappe van meer dan 200 kilometer. We duimen nu al voor wind in de rug.

Het is eigenlijk tegen de afspraken met Gwen (steeds om en om een verslag schrijven), maar nu ik jullie toch spreek kan ik nog snel wat informatie kwijt die ik vorige keer was vergeten.
We zijn niet, zoals gepland, met de trein van Lusaka naar Livingstone (Victoria watervallen) gegaan. Volgens de info in Lusaka bij het treinstation waren de sleepers komen te vervallen. Er waren alleen nog maar de harde stoelen van economy-class. Bovendien deed de trein er 36 in plaats van 18 uur over. Dat is voor 500 kilometer minder dan 15 kilometer per uur. Zelfs op de fiets gaan we nog een stuk sneller. Wie durft er nog over de NS te klagen.

De kanotocht op de Zambesi hebben we overleefd. Slechts één keer achterstevoren in een stroomversnelling terecht gekomen. Een nijlpaard op een meter of vijf gepasseerd, de gids schrok er een beetje van. Geen krokodil gezien, maar dan zijn ze natuurlijk op hun gevaarlijkst. Een kilometertje voor de Falls verlieten we het water. De opstijgende nevel van de watervallen was als een dreigende waarschuwing al duidelijk zichtbaar.
(Gwen draait zich nu om in bed. ‘Je bent toch niet nog een stuk aan het schrijven.’ Wat een wantrouwen. Ik ga maar eens afsluiten, tot over een tijdje. Hans)

Lees verder...

donderdag 10 april 2008

Medisch rapport en Malawi en Zambia info

In Lilongwe werd het me, zoals Gwen al schreef, fysiek net iets teveel. Ik voelde me oververmoeid, had een zere keel, hoofdpijn en alle spieren leken zeer te doen. Daarnaast had ik nog zwerende wonden op mijn duim en been. Vooral aan mijn been voelde ik het constant trekken, bijna pijn doen. Af en toe liep er een dun straaltje pus of bloed uit de wond. Koorts had ik gelukkig, zo te voelen, nauwelijks of niet. De rustdag lag ik bijna geheel voor pampus, net als de dag erna na een wandelingetje van een uur. Ondertussen ben ik door de vrije, fiets- en groepsloze dagen redelijk bijgekomen. De duim is bijna genezen, mijn been gaat ook de goede kant op.
Van mijn schoonouders bereikte mij het verzoek geen onsmakelijke foto’s meer op de website te zetten. Een goede relatie met je schoonouders, ik zeg net nog geen ‘ons vader’ of ‘ons moeder’, moet je koesteren, dat weet iedereen. Om mijn medisch exhibitionisme, en jullie eventuele nieuwsgierigheid, toch te bevredigen nog wel een linkje.
Over Gwen is op medische gebied niets te melden, zo gezond als een vis.

Nog wat zaken uit het nabije verleden die ik kwijt wil.

DRUMS
Ergens in Tanzania arriveerden we relatief vroeg in het bushcamp. Om twee uur ’s middags kon je eigenlijk niets anders doen dan in de schaduw blijven. De zon brandde, het was drukkende benauwd. In de verte hoorden we drums. Op het ritmisch geluid werd het land bewerkt, zo vertelden de locals. Om een uur of vijf leek een wandeling voor het eerst verantwoord. Ik liep tussen de hutten door, zag twee kinderen met opgezwollen buikjes. Alle andere kinderen zagen er weliswaar armoedig, maar gezond uit. Het geluid van de drums was moeilijk te lokaliseren, maar een goed Engels sprekend tienermeisje zei me haar te volgen. Op haar hoofd droeg ze een grote bak met zaailingen. Ik volgde haar door het hoge gras, ertussen was het zelfs zo net voor zonsondergang bijna niet vol te houden zo vochtig benauwd. Op een stukje zorgvuldig omgeploegd land, het leek haast machinaal gedaan, was haar familie aan het werk. Vader, moeder, drie kinderen, allemaal met de hak in de hand bezig. Dit is hun leven dacht ik. Samenzijn, en elke dag met z’n allen op het land om net voldoende te oogsten om het vol te houden tot de volgende oogst. Moet je daarvan iets vinden zoals zonde van dat tienermeisje dat zo goed Engels spreekt? De drums overigens niet meer gezien, het geluid stierf in de verte weg.

PINDA'S
Bij aankomst in het eerste kamp in Malawi stond onze tent er al omdat Gwen die dag vanwege haar voet niet had gefietst. Naast onze tent stonden zo'n twintig Malawiers geïnteresseerd te kijken naar alles wat Gwen deed.
Dat was niet veel meer dan op een stoeltje zitten, maar klaarblijkelijk was dat al voldoende om de aandacht vast te houden. Gwen kan echt geweldig op een stoeltje zitten. In ons kamp hielden zich totaal naar schatting nog zo'n twee a driehonderd Malawiers op. In Ethiopië werden alle lokale mensen zorgvuldig buiten het kamp gehouden omdat ze, zo vertelde de staf, nogal eens onze spullen met hun eigen spullen verwarden. Op zich vreemd, kenmerk van de meeste Ethiopiërs is juist dat ze helemaal geen spullen hebben. In Malawi leek het de staf niet nodig om het kamp af te sluiten. Onterecht bleek al snel, van drie fietsen waren de snelheidsmeters ruw afgebroken. Beetje raadselachtig wat Malawiers ermee zouden moeten, met kapot getrokken draad zijn ze waardeloos. Om verdere schade te voorkomen werd er een touw om het kamp gespannen, net als in Ethiopië. De Malawiers moesten zich buiten de afscheiding houden. De volgende ochtend was een behulpzame Malawier al bezig het touw op te ruimen. Wie hem daar opdracht voor had gegeven? Niemand, maar het leek hem verstandig omdat mensen al bezig waren stukken van het touw af te snijden voor eigen gebruik.
Ik had een beetje genoeg van de interactie tussen 80 westerlingen enerzijds en 300 Malawiers anderzijds. Er was zelfs de klassieke scene die ik wel eens van andere overland-expedities had gehoord. Onze kok stond een enorme hoeveelheid kippen te grillen boven een houtskoolvuurtje terwijl tientallen lokale mensen toekeken. Weliswaar is nu niet het seizoen waarin honger voorkomt in Malawi, en moet je als fietser nu eenmaal goed eten, maar het blijft iets ongemakkelijks houden. Ik besloot het kamp achter me te laten, en naar het dorpje anderhalve kilometer terug langs de weg te lopen.
Er was veel gezwaai en geschreeuw vanuit de velden van kinderen die het land aan het bewerken waren, van de volwassenen kreeg ik over het algemene een vriendelijke groet. In het dorpje zag ik de school. Een aantal grote gebouwen, netjes onderhouden. Vreemd was dat alle lokalen leeg waren. Geen bankjes, geen lesmateriaal. Ook geen kinderen trouwens, het was al voorbij schooltijd. Later kreeg ik extra informatie van Engelse studenten die we in de bus ontmoetten. Ze hadden een paar maanden les gegeven op lagere scholen in Malawi. Hoewel de gebouwen heel groot lijken is er toch nog vaak niet voldoende ruimte voor alle kinderen. Meestal zitten de lagere klassen ergens onder een boom met de leraar. De gemiddelde klasgrootte in Malawi is ongeveer 80 a 90 kinderen, lesmateriaal en schoolbankjes ontbreken vaak. Het niveau van het onderwijs is navenant. Een leraar-student vertelde dat kinderen van 12 nog totaal onbekend waren met de tafels van vermenigvuldiging. Een leraar salaris bedraagt ongeveer 35 Euro per maand. Daar kun je in Malawi van overleven, maar is zeker geen vetpot.
Op het marktje in het dorp kocht ik twee porties pinda's, de prijs was 2 keer 10 kwatsja. Mijn kleinste briefje was 200 kwatsja, een kleine euro. Met behulp van wat andere vrouwen op de markt kon het wisselgeld geregeld worden. Ik wilde nog een foto nemen van een vrouw achter haar kraam met uitgestalde stapeltjes vis. Dat lukte echter niet. Binnen een paar seconden waren alle vrouwen van de markt, en zelfs een paar mannen die een eindje verderop zaten te praten, bij elkaar gedromd onder het scanderen van 'foto, foto'. De digitale fotografie heeft tot een enorme verandering geleid in de verhouding tussen toerist en lokale bevolking, tenminste in Afrika. Waar vroeger de mensen huiverig waren van dat rare apparaat, weten ze nu dat het een kans is om een afbeelding van henzelf te zien. Al fietsend langs de weg hoorden we ook menigmaal smeken om foto's.
Op de terugweg naar het kamp had ik nog een aantal ontmoetingen. Eerst meende een man dat het tijd werd dat hij zijn sandalen voor de mijne ruilde. De zijne zagen er echter maar net iets afgedragener uit dan de mijne. Daarnaast ontging me sowieso het idee achter de sandalenruil, behalve dan het algemene concept dat blanken er zijn om dingen uit te delen. De man bleef maar aanhouden, was voor geen rede vatbaar. Uiteindelijk gaf ik hem een handje pinda's, toen liet hij me gaan. Een eindje verderop sprak een middelbare man op een fiets me aan in perfect bijna accentloos Engels. 'Excuse me, I'm am sorry to bother you, but I am terribly hungry.' Eigenaardig was dat hij eruit zag als één van de best doorvoede Malawiers die ik tot nu toe had gezien. Tussen de knoopjes van zijn overhemd was een middelbare leeftijd vetlaag duidelijk zichtbaar. Ik gaf deze man ook een handje pinda's, en hij vervolgde zijn weg op zijn fiets. De volgde man had een overhemd van Macdonalds aan, blauw met de gele M op het borstzakje. Ik probeerde het hem uit te leggen, maar hij begreep er niets van. 'O, no, this is my shirt. The M is from Mbutu, that is my name'. Het handje pinda's dat ik hem aanbood weigerde hij beleefd.
Terug in het kamp bleek er weinig veranderd. Tachtig westerlingen werden bekeken door driehonderd Malawiers.

Het fijne van het achterlaten van de Tour d'Afrique groep is dat je eindelijk eens wat medereizigers ontmoet die een ander verhaal over Afrika hebben te vertellen. In Lilongwe ontmoeten we Adrian, een Zwitser die in 22 maanden van Zwitserland naar Malawi was gefietst. (Zelf de site nog niet gezien, maar zou moeten lukken met www.to-adi.ch zal wel Duits zijn) Hij was heel positief over de gastvrijheid van de Afrikanen, waarbij hij overigens de Marokkanen helemaal bovenaan zijn lijst zette, maar negatief over de toekomst van het continent. 'Iedereen zit vast in traditie, er is geen ontwikkeling, alle vernieuwing komt van buiten' meende hij. Heel Afrika is vergeven van fietsen die voor het vervoer van van alles en nog wat gebruikt worden. Adrian had voor zijn spullen een klein aanhangkarretje achter zijn fiets, een idee dat zeker bruikbaar zou zijn in Afrika. 'Al die tijd hebben welgeteld drie mensen gevraagd hoe het werkte, en gekeken of ze er iets mee konden'.
Een andere ontmoeting was met Andre, een Nederlandse semi-professionele fotograaf zoals hij het zelf noemde. Hij had een auto in Afrika die hij eens in de zoveel tijd samen met zijn vriendin weer een maandje of zo verder reed. (www.imaginature.nl ook zelf nog niet bekeken). Zijn beste verhaal was over een ontmoeting met een groep jager-verzamelaars in Noord-Tanzania. Hij mocht mee op jacht, en met pijl en boog hadden ze een grote baviaan geschoten. Het beest werd ontdaan van zijn ingewanden, en daarna in zijn geheel op het vuur gegooid. Toen de buitenkant verkoold was, en hele stukken van de binnenkant nog bijna rauw, werd begonnen aan het maal. Als eregast kreeg zijn vriendin de rauwe lever aangeboden, Andre mocht de teelballen tot zich nemen.

De tegenstelling tussen Lilongwe en de rest van Malawi is nog een stuk groter dan tussen bijvoorbeeld Dar-es-Salaam en Tanzania.
In één van de armste landen van Afrika vind je in de hoofdstad een winkelcentrum dat niet zou misstaan in een gemiddelde Amerikaanse suburb. Suv's rijden af en aan, middelbare blanke vrouwen met een duidelijk gewichtsprobleem bespreken de laatste roddels onder het genot van een cappuccino. De stad telt een groot aantal restaurants die bijna alleen cateren voor ngo's en wat toevallige toeristen. Voor een maaltijd voor twee zit je al snel op het maandloon van een Malawiaanse onderwijzer.

VRIENDELIJKE TAXICHAUFFEURS
Ondertussen zijn we alweer een aantal dagen in Zambia. Zambia is overduidelijk een stuk rijker dan Malawi. Lusaka lijkt bijna een westerse stad, zonder de grote tegenstellingen zoals je die in Malawi vindt. Erg vriendelijke mensen, de Zambianen. De Malawiers hebben de naam in de reisgidsen ('the warm heart of Africa'), maar wij zouden gaan voor de Zambianen. Zelfs de taxichauffeurs in Lusaka, toch een stad met meer dan een miljoen inwoners, waren vriendelijk en zachtaardig. In het begin was het erg verwarrend, die sympathieke taxichauffeurs. We geloofden het niet, er moest een soort truc achter zitten. Gelukkig probeerde de eerste de beste taxi in Livingstone, de stad bij de Victoria-watervallen waar we nu zijn, ons wel weer voor 20.000 Zambiaanse kwatsjas af te zetten. Eindelijk weer de normale vertrouwde verhoudingen zoals het hoort.
Twintigduizend Zambiaanse kwatsja is overigens, voor een beter begrip, een Euro of vier. Een gang naar de pinautomaat maakt je hier al snel miljonair. Dat is overigens nog niets vergeleken met Zimbabwe. De laatste koers die ik hoorde was 50 miljoen Zimbabwiaanse dollars voor een Amerikaanse. Op de vloer in het hotel vond ik net een muntje uit Zimbabwe. Vijf cent van een Zimbabwiaanse dollar, wat zou je daar nog voor kunnen krijgen?

In antwoord op vragen over onze route: wij zullen met de fiets niet door Zimbabwe gaan. Onze overgang van Zambia naar Botswana gaat via het vierlandenpunt van Namibie, Zimbabwe, Zambia en Botswana. Botswana en Zambia hebben slechts een punt als grens, toch kun je met een pontje over de rivier van het ene land naar het andere. Bij mij weten is er slechts één zo'n vierlandenpunt ter wereld. Ik weet wel van een vierstatenpunt in de VS.
Op de brug die voor de Victoria-watervallen Zambia en Zimbabwe verbindt, middenop ligt de grens, zijn we overigens al wel een stukje Zimbabwe ingelopen. We zijn er geweest, alleen zonder officiële stempel. Illegaal dus eigenlijk, dat is haast nog een beter verhaal.

Plannen voor morgen zijn een kanotrip op de Zambesi. Risico punten zijn de watervallen, de krokodillen en de nijlpaarden.
Op een gegeven moment passeer je het punt waarop de andere kant op peddelen niets meer uithaalt. Onherroepelijk ga je richting rand. Misschien nog wat laatste foto's met mijn schokbestendige onderwatercamera, of hem op filmstand zetten en een snelle boodschap inspreken. Dat zal dan onze laatste bijdrage zijn aan deze site. Hoewel, de kamera belooft schokbestendigheid tot anderhalve meter, de watervallen zijn een stukje hoger.
Bij het omslaan van de kano schijn je minder te vrezen te hebben van de krokodillen dan van de nijlpaarden, maar het hangt waarschijnlijk vooral af van de plek af waar je het doet. Ik weet niet wat een prettiger einde is, per nijlpaard of per krokodil. Per nijlpaard is in ieder geval nuttelozer, de krokodil eet je tenminste nog op.
Oké, alle duizenden toeristen die tot nu toe een kanotrip ondernamen hebben het overleefd, dus misschien is het toch wat minder avontuurlijk dan ik me nu verbeeld. (Hans)
PS: Foto's Malawi ook online.

Lees verder...

vrijdag 4 april 2008

Spijbelen

Vanochtend toen we de collega-fietsers uitzwaaide voelde het een beetje als spijbelen, we blijven nog een dagje langer in Lilongwe en reizen dan in eigen tempo naar Zambia toe. Het vooruitzicht van de komende lange fietsdagen (vandaag 145km, morgen zelfs 195km), een voortdurende (fiets)vermoeidheid van Hans en de wetenschap dat we nog anderhalve maand voor de boeg hebben deed ons besluiten om maar weer even “vakantie” te nemen.
We zijn op zo’n punt tijdens de reis dat we het gevoel hebben al een hele tijd onderweg te zijn, maar ook nog een heel eind moeten (en in kilometers klopt dat ook). Het zelfde gevoel leeft bij een groot gedeelte van de groep. Sommigen gaan extra hard fietsen om “er maar zo snel mogelijk vanaf te zijn”, een ander telt de dagen (nu 36) totdat hij zijn vrouw weer in Kaapstad in de armen kan sluiten en een derde schrijft een klagerig stukje op een weblog. Kortom, het enthousiaste sprankelende van de eerste weken is er een beetje af. Ik verwacht dat het vanaf Victoria Falls (over een dag of 10) wel weer beter zal worden, het eind is dan in zicht, het doel bijna bereikt. De komende twee weken zullen meerdere groepsleden net als wij dan ook even een paar dagen ertussenuit gaan om hopelijk verfrist weer terug te komen.

Wij kunnen onze fietsmoeheid gelukkig omzetten in een stukje reizen door Afrika en proberen meer zien dan de weg en de berm waar een groot deel van Afrika tot nu toe uit lijkt te bestaan.
Ons plan is om morgen naar Chipata in Zambia te reizen (met de minibus naar het laatste stadje in Malawi, dan een gedeelde taxi naar de grens, en dan nog busje) en de volgende dag door naar Lusaka (de hoofdstad). Hans wil dan heel graag met de trein doorreizen naar Victoria Falls, maar de informatie die we daar nu over hebben is wat beperkt dus het is onduidelijk of dat gaat lukken. Aansluiten bij de groep kan weer in Lusaka (als de trein niets wordt) of in Victoria Falls waar we sowieso al twee rustdagen zouden hebben.(Gwen)

Lees verder...

donderdag 3 april 2008

Tanzania foto's update

Onderstaande stuk van Hans al uit? Er zijn nu ook foto's van het laatste stuk Tanzania online gezet.

Lees verder...

woensdag 2 april 2008

Kerkbezoek, albino's en andere interessante zaken

Beloofd is beloofd. Voor diegenen die al bijna twee weken in spanning zitten te wachten, en voor alle anderen trouwens ook, nu eindelijk het verslag van ons kerkbezoek in Dar-es-Salaam.
Religie speelt in Afrika een grotere rol dan bij ons, dat zal iedereen wel bekend zijn. Toen we Arousha, een middelgrote Noord-Tanzaniaanse stad, op een zondagochtend rond acht uur uitfietsten waren de kerken al druk bezet. Van alle kanten klonk gezang door de stad, variërend van door halleluja geroep en handgeklap ondersteunde swingende gospels, tot aan de wat monotoon afstekende liederen die wij kennen van onze Protestante kerken.
Ook bij binnenkomst van Dodoma, de officiële hoofdstad van Tanzania, was de kerk duidelijk aanwezig. Ik overdrijf maar een beetje als ik vertel dat elke tweede gebouw langs de toegangsweg een kerk was. Sommigen kerken waren grote, keurig onderhouden stenen gebouwen. Anderen niet meer dan een wrakkig houten schuurtje met een kruis erop en een spandoek om te vertellen welk soort Christenen er te vinden was, en wanneer er dienst was. Elk ander gebouw was trouwens, weer met enige overdrijving, een horeca gelegenheid. Gwen en ik concludeerden dat er veel behoefte aan troost en steun was, en dat die op alle mogelijke manieren werd geboden.

NAAR DE KERK
Twee weken gelden dus, op weg in Dar-es-Salaam om kaartjes voor de bus te kopen, werden we door een aantal keurig in uniform wit overhemd en donkerblauwe lange rok gestoken jongedames aangesproken. Of we hun kerk, de ‘Universal church’ wilden bezoeken. Op ons enthousiaste ‘Ja’, nou ja vooral dat van mij, reageerden ze een beetje verbaasd. We kochten de buskaartjes, hadden daarna wat moeite de juiste plek te vinden, maar werden ditmaal tot aan de ingang gebracht door een jongeman die een soortgelijk wit-blauw uniform droeg. Naar binnen gaan bleek niet zo gemakkelijk, iedereen stond net met zijn handen in de lucht luidkeels te herhalen wat de voorganger op het podium aan het verkondigen was. ‘Jesus is the Lord’, ‘He will bring salvation’ en meer one-liners van gelijke strekking. Wat kerkgangers werd gemaand even wat minder enthousiast mee te doen zodat wij ook een plaatsje konden vinden. Helemaal achter in leek mij het veiligst. Onze begeleider drong aan op een plek onder een grote plafond-ventilator, een goed idee want zelfs zonder mee te doen deed de klamme hitte ons al overdadig transpireerden . De zaal was gevuld met een paar honderd mensen, allemaal goed gekleed en keurig verzorgd. Wij waren de enige blanken. Dit was zeker geen armen-kerk. De lange magere voorganger, een Mozambicaan hoorden we later, sprak in het Engels, waarna alles onmiddellijk, met dezelfde enthousiaste intonatie, vertaald werd in het Swahili door zijn hulpje. Achterin de kerk stond een hele rij kerkmedewerkers in hetzelfde uniform dat we al op straat hadden gezien.
Het grootste gedeelte van de kerkdienst werd gevormd door twee ‘getuigenissen’. Eerst een man, daarna een vrouw, vertelden hoe hopeloos hun leven was geweest totdat ze zich hadden aangesloten bij de ‘Universal church’. Deze getuigenissen, gebracht in interview-vorm, waren in het Swahili, maar wij kregen een kerkmedewerkster achter ons gezeten die in uitstekend Engels alles voor ons simultaan vertaalde. De man was altijd arm geweest, had geen huis, kon zich voor vervoer amper een buskaartje veroorloven, totdat hij zich bij de ‘Universal church’ had aangesloten, en zich aan de door Jesus gegeven regels hadden gehouden. Nu had hij een eigen huis, een auto die momenteel voor de deur van de kerk stond, een bloeiend bedrijf en was gelukkig getrouwd. Onze simultaan-vertaalster voegde nog toe dat hij tien procent van al zijn inkomsten aan de kerk doneerde, het gebruikelijke percentage. In de tweede getuigenis vertelde een vrouw hoe ze altijd een kind had willen hebben. Via allerlei ‘witch-doctors’ had ze hulp gezocht. Niets baatte echter, totdat ze zich had aangesloten bij de ‘Universal church’. Als bewijs stond haar zoontje van een jaar of vijf naast haar.
Wat mij, even samenvattend, opviel aan de getuigenissen was dat de kerk vooral gericht leek op het oplossen van praktische persoonlijke problemen en het verkrijgen van maatschappelijk succes.. Zaken als spirituele verheffing of naastenliefde kwamen geheel niet aan de orde. In een artikel in de bundel ‘Ebbenhout’ van de Poolse journalist Kapuscinski (zeker lezen als je meer wilt weten over achtergronden en het dagelijks leven in Afrika) had ik al gelezen over dit soort kerken. De manier van werken is grofweg gezegd als een soort ‘Rotary-club’ voor de middenklasse. Men helpt elkaar verder in het maatschappelijk leven. Lid worden kan niet zomaar, je moet al een bepaalde maatschappelijke status hebben voordat je toegelaten wordt.
Een andere opvallende zaak was de grote rol van ‘witchcraft’, magie of tovenarij zeg maar, in het verhaal van de vrouw die zwanger wilde worden. Steeds had ze haar hulp bij ‘witch-doctors’ gezocht, ook op aandringen van haar ouders en haar schoonfamilie. Nog interessanter was dat de kerkmedewerkster die voor ons vertaalde ‘witchcraft’ niet zomaar af wilde doen als iets duivels of bijgelovigs. Nee, het was zeker iets om rekening mee te houden, tenminste als zwarte Afrikaan. Maar de krachten van Jesus en de ‘Universal church’ waren natuurlijk sterker. (Ook hierover, de verhouding tussen Afrikanen en ‘witchcraft’ vind je uitstekende artikelen in de bundel van Kapuscinski.)
De voorganger hield na de getuigenissen een preek waarin hij benadrukte dat bidden heel belangrijk was, maar niet het enige. Je moest wel zelf solliciteren naar die baan, of een bedrijf starten, of naar de dokter gaan als je ziek was. Hij noemde ook expliciet AIDS.
Op het einde van de kerkdienst werd door de kerkmedewerkers met twee langwerpige doeken een groot kruis gevormd boven het middenpad. Iedereen kreeg briefjes uitgereikt waarop hij zijn wensen of op te lossen problemen kon zetten. Op het podium werd er nu alles aan gedaan om de zaal tot extase te brengen. Onophoudelijk werd er luid verkondigd ‘Jesus is the Lord’, de zaal mocht na elke keer hetzelfde terugschreeuwen, met de handen in de lucht. Terwijl dit nog steeds luider en luider werd verkondigd, en teruggeschreeuwd, liep iedereen onder het doeken kruis door, en gooide zijn briefje met de opgeschreven wens op het kruis. Ik moet zeggen dat ik niet geheel ongevoelig bleef voor het geheel, en bijna hoopte dat de sfeer nog verder opgehitst zou worden. Er leek een soort bevrijding in de lucht te hangen. Overigens toonden de geüniformeerde kerkmedewerkers zich zo goed als ongevoelig voor de opgezweepte toestand. Zij bleven juist kalm rondlopen, onderwijl zoveel mogelijk iedereen observerend. Ons idee was dat dit gebeurde om mensen die al te extatisch werden een beetje te kalmeren. Maar we hebben ze geen enkele keer zien ingrijpen. Nadat iedereen onder het kruis was doorgelopen werd er langzaam weer naar kalmer water gemanoeuvreerd.
Wij waren ook uitgenodigd onze wensen of problemen op een briefje te zetten. Onze beleefde excuus dat het iets te onverwacht kwam werd geaccepteerd. Later bedacht ik dat we zelfs als we gewild hadden we niets op hadden kunnen schrijven. Voor mensen om me heen zou ik nog wel wat kunnen opschrijven, genoeg zelfs. Maar voor Gwen en mij? Zo vreemd kan het leven zijn in het westen, niets te wensen meer over.

ALBINO’S EN KERSTPAKKETTEN
Op mijn vroegere reisleiders mailtjes kreeg ik nog wel eens kritiek van vrienden met antropologische achtergrond, of in ieder geval interesse. Ik zou teveel op zoek zijn naar het afwijkende sensationele in plaats van de overeenkomsten. Oké, de mensen in Tanzania, en Malawi ondertussen, lijken in een heleboel opzichten ontzettend op ons. Maar sommige zaken gaan hier toch echt anders.
In een Engelstalige Tanzaniaanse krant lazen we een bericht dat we moeilijk konden plaatsen. Het ging over de raadselachtige verdwijning van albino’s. Onlangs was er weer een albino-tweeling spoorloos verdwenen. Albino’s vormen in zwart Afrika een niet zo vaak voorkomend, maar wel opvallende verschijnsel. Wij zagen er in vier weken Tanzania een drietal. Gwen en ik vroegen ons af waarom die Albino’s verdwenen. Onze vermoeden was dat afwijkingen van het normale als slecht voorteken werden gezien, daarom moesten ze verdwijnen. Ik weet dat op Bali tot in de vroege 20ste eeuw tweelingen na de geboorte ter dood werden gebracht.
De volgende dag stond in de krant een artikel dat aanvullende informatie gaf. De werkelijkheid was nog iets exotischer. Albino’s verdwenen omdat zakenmensen, maar vooral vissers en mineraaldelvers, geloofden dat een ledemaat van een albino succes voor de werkzaamheden garandeerde. Een hulporganisatie riep de regering op onmiddellijk tot maatregelen ter bescherming van albino’s over te gaan. Om alles in perspectief te plaatsen waren er ook cijfers. In 2006 waren 26 albino’s op onverklaarbare wijze verdwenen.
Nog een wat minder exotisch verhaal. Zoals vaak in traditionele culturen zie je ook in Tanzania en Malawi vooral de vrouwen aan het werk. Zij dragen het brandhout, het water, bewerken het land. Mannen zie je ook op het land, en in de stadjes in de niet landbouw-beroepen. Maar op het platteland zijn ze toch vaak een beetje aan het fietsen, lopen, of gezellig met z’n allen langs de kant van de weg aan het zitten. Vrouwen doen dat ook, gezellig bij elkaar zitten, maar dan is het gelijkertijd een markt. De Nederlandse eigenaren van een overnachtingsplaats langs het Malawi-meer vertelden dat ze hun personeel afgelopen december op een kerstpakket hadden getrakteerd. Toch mooi die westerse verworvenheden die op deze manier doorsijpelen naar plekken waar men het veel minder goed heeft. Van de vijf mannelijke personeelsleden lieten drie hun kerstpakket staan. Een man draagt geen dingen. Ze stuurden later hun vrouw om het pakket naar huis te dragen.

OP DE FIETS
Ondertussen hebben we alweer twee weken gefietst sinds de onderbreking na Ethiopië.. We zitten nu in Malawi. Een van de armste lande van Afrika, en dat was duidelijk merkbaar na de grensovergang. Het deed denken aan Ethiopië, vooral kinderen zijn vaak in niet meer dan lompen gekleed. Op het platteland verbouwt iedereen gedurende de regentijd het voedsel dat ze door de droge tijd heen moet helpen. Valt er een keer wat minder regen, of juist teveel waardoor alles wegspoelt, dan dreigt onmiddellijk hongersnood. Een geldeconomie bestaat voor het merendeel van de bevolking nauwelijks. Het gemiddeld jaarlijks bruto nationaal product per inwoner van Malawi is iets van 100 US geloof ik. Ook hier, net als in Ethiopië, is de helft van de bevolking onder de 16.
Wij fietsen er als een soort vreemde wezens doorheen. Zeggen iedereen vriendelijk hallo. Meestal krijgen we een vriendelijk hallo terug, of er wordt als eerste naar ons geschreeuwd ‘He Mzungu’ (He blanke). Regelmatig horen we ook hier van kinderen ‘Give me my money’. Ik denk niet dat ze de ideologische boodschap willen overbrengen dat eigenlijk al onze rijkdom over hun ruggen is vergaard, en dat daarom alles wat we aan ze geven sowieso al van hun was. Het is meer gebrekkige kennis van het Engels. In de dorpjes, als we een cola-stop houden, blijken de mensen bijzonder vriendelijk, en spreken de volwassenen juist soms verassend goed Engels (aan de andere kant niet zo verwonderlijk, Engels is een officiële voertaal)
Wat nog meer te vermelden? De regentijd, die momenteel op zijn einde zou moeten lopen, zorgt voor afwisselend, maar soms bijzonder vermoeid fietsen. Het ene moment wordt je door de zon in de beklemmende hitte niet als door één mokerslag getroffen, maar door een niet aflatende reeks van slagen. Bij elke pedaalslag is er weer een nieuwe mokerslag op je hoofd, of ga ik nu te ver. Als er geen verkoelende wind is, bijvoorbeeld bergop, of als je even pauzeert, gutst het zweer in golven van je af. Dan komt de regen. Soms een verfrissende licht buitje, soms zo hard dat het bijna pijn doet, en je raakt zo mogelijk nog doorweekter als dat je van het zweet al was. Bergaf kan een probleem worden omdat je veel te sterk afkoelt. Gwen mat 16C in een regenbui, dat is geen pretje als je kleddernat van een helling afsuist.
Kortom we lijden wat af in dit bijna armste land van Afrika. Maar wij hebben er in ieder geval zelf voor gekozen.
In de groep doen de zware omstandigheden een aanslag op de gezondheid. Veel mensen lopen rond met ontstoken wondjes, meestal veroorzaakt door muggenbulten of valpartijen bij het fietsen. Door de vochtigheid genezen de wondjes niet snel, tropische bacteriën doen de rest. Gwen heeft een ontsteking op haar voet, bij het fietsen geeft het weinig problemen, lopen gaat wat moeilijker. Ze heeft van de tour dokter anti-biotica gehad, het lijkt nu aan te slaan. En ik? Ik heb een ontstoken nagelriem. Au! (Hans)











CHAGRIJNIG STUKJE
(Dubbel zo chagrijnig omdat ik hetzelfde gisteren ook al had ingetikt. Toen ging er iets mis tussen de laptop, mij, en de slaapstand (van de laptop voor alle duidelijkheid). Resultaat was dat een uur tikken verdwenen was. Maar eventjes gevloekt.... Nu alles opnieuw ingetikt)
Het bovenstaande had jullie al afgelopen weekend vanuit Mzuzu moeten bereiken. Mzuzu is één van de vier steden die Malawi rijk is, aldus informatie van de overheid. Het centrum bestaat uit vier vijf nette straten met banken, overheidsgebouwen en een grote westerse supermarkt. Verder zagen we een wijk voor de rijken. De villa’s leken op engelse cottages, inclusief engelse tuin, waar een plotje mais midden in het gazon nog een Malawiaans tintje gaf.
Het duurste hotel in de stad zou internet hebben. Verbinding bleek echter na een uur proberen op geen enkele manier te leggen. De receptioniste ried ons allerlei magisch handelingen aan, zoals opnieuw opstarten, ze had zo als helpdeskmedewerkster aan het werk gekund, maar niets hielp. Ik vroeg wie de verantwoordelijk persoon was, of die er misschien naar kon kijken. ‘On holiday’ was het antwoord.
De ochtend erna fietsten we voor de zoveelste keer in de koude regen. Van overal klonk weer het ‘Give me (my) money’, sommigen staken hun open hand al uit om onze gulle gaven in ontvangst te nemen. De dag ervoor las ik in de krant over een diplomatiek relletje tussen Malawi en China. De Chinese ambassadeur had gezegd dat het hem irriteerde dat er constant gebedeld werd om giften. Hij vond dat het tijd was dat de mensen van Malawi zelf eens wat initiatief toonden in plaats van de oplossingen steeds van anderen te verwachten. De rel was netjes opgelost, de ambassadeur had het nooit zo bedoeld, of zelfs gezegd, daarnaast had China hem vervangen omdat dat toch al de bedoeling was.
Waar komt dat constante gebedel vandaan? Die associatie van blanken (of chinezen tegenwoordig) met geld uitdelen. Voor zover ik weet hoort het niet bij de Afrikaanse cultuur (corrigeer me maar deskundigen). Ik kan het me van Azië niet op deze schaal herinneren. Bovendien hoort het daar vaak wel bij de cultuur, maar dan blijft het beperkt tot invaliden, ouderen, of anderen die niet voor zichzelf kunnen zorgen.
Bovenstaande had ik vandaag op de fiets bedacht. Gelukkig verdween de koude en de regen in de loop van de dag. Bovendien werden we heel vaak wel rustig gegroet vanaf de kant van de weg. Tegen het einde van de middag stopten we voor een colaatje. Een wat oudere man vroeg belangstellend over onze reis. Zelf wachtte hij op de bus om naar de dokter te gaan. Hij hoorde rare kloppende geluiden in zijn oor, gisteren was er zelfs bloed uit gelopen. Zijn tocht naar de dokter ging via minimaal tweemaal overstappen in stadjes een flink stuk verderop. De bus arriveerde, de passagiers hingen uit de ramen. En toen hoorde ik iets geweldigs. In de bus werd door de passagiers voluit gezongen, het leken vooral meisjesstemmen, waarschijnlijk een religieus lied. Het klonk licht en zonnig. Wat een geweldig continent, waar de mensen zingend in de bus zitten, wie zou daar niet willen wonen? Ik liet de man nog snel de foto zien die ik net van hem en het cola-winkeltje had gemaakt. Half-half verwachte ik dat hij een meer dan gemiddeld goede bariton zou zijn, en dat hij al zingend op de bus zou stappen. Maar het bleek niet zijn bus te zijn. ‘Too expensive’ legde hij uit. Hij moest op een ander, aftandser, drie keer zo vol exemplaar wachten.

Laatste nagekomen bericht. Vandaag 1 april de eerste dag zonder regen gehad. Dat komt precies overeen met wat in de reisgidsen staat, de regentijd duurt tot eind maart. Wie zegt dat er wat mis is met het klimaat?

2 april: aangekomen in Lilongwe. Voet van Gwen bijna genezen, zelfde geldt voor mijn duim. Hoewel het er tussendoor wel heel eng heeft uitgezien. Helaas geen foto.

Lees verder...