zaterdag 22 maart 2008

Weer op de fiets en Habari safari?

De eerste kilometers op de fiets zitten er weer op. Het waren zeven fietsdagen die zo mooi begonnen met een heerlijk kort dagje (120 km over asfalt) zodat we rond twee uur in het kamp kwamen. Kamp was een echte camping, met douches, wc’s en een bar waar koude biertjes te koop waren. Het leek zowaar wel vakantie.
Helaas werden we de volgende dag weer op het rechte spoor gezet. 110 kilometer over onverhard met een aantal behoorlijke klimmetjes.

Hans zit weer op de fiets





De verwachte 110 km bleken er 120 te zijn, met de laatste tien over vers omgeploegde weg (waar zijn de Chinezen?) zodat we om half zes het bush-camp in rolden, de tent op konden zetten en na 30 seconden uitgeput op de matjes liggen werden gesommeerd voor de “ridersmeeting” en het avondeten. Ouderwets dus. De overige dagen waren iets korter en de vierde eigenlijk een makkie met maar 95 km over relatief goed onverhard. Ware het niet dat mijn billen toen al in een dusdanige staat waren dat rijden over de geringste hobbel al behoorlijk zeer deed. Het eerder gekweekte zitvlees was dus inderdaad verdwenen.
Temperaturen zijn ook behoorlijk omhooggegaan ten opzichte van het begin van de tour. s’Ochtends starten we met een aangename 20 C, dat loopt snel op tot in de 30 C als het bewolkt is, als de zon brandt dan is het nog heter. Het regenseizoen is bijna op z’n eind, vaak dreigt het wel tegen het eind van de middag en ’s avonds hebben we al een paar regenbuien gehad, maar dan liggen we toch uitgeteld in de tent.

Een dreigende bui





Tijdens het fietsen is zo’n bui zelfs heerlijk verkoelend, alleen de weg wordt er dan niet beter op. De laatste dag naar Iringa (mooi op een bergtop gelegen, dus klimmen) zijn we wel vreselijk nat geregend. Het koelde behoorlijk af en we kwamen redelijk verkleumd aan in het Baptisten conferentiecomplex waar we de welverdiende rustdag (1e Paasdag)mogen kamperen.

Maar genoeg over het fietsen en het wegdek, vlak voor vertrek hebben we namelijk nog een safari gedaan waar ook nog het nodige over te vertellen is.

Tanzania staat voornamelijk bekend om de Kilimanjaro en safari’s. Hoewel een aantal groepsleden de Kilimanjaro heeft beklommen leek dat ons een te grote fysieke uitdaging tussen het fietsen door, dus wij gingen op safari.
In onze LP reisgids staan een aantal aandachtspunten voor het kiezen van een safari-bedrijf. Één: koop nooit een safari op straat maar altijd bij een kantoor en twee: betaal nooit voordat je hebt uitgezocht of het bedrijf waarmee je gaat betrouwbaar is.
Ons plan was om de dag na aankomst in Arusha te gebruiken om een goede safari te zoeken.
Bij aankomst op het busstation in Arusha werd ons echter een lift aangeboden naar de camping. De Jeep moest er toch langs om twee dames af te zetten die de volgende dag op een drie-daagse safari zouden gaan. We gingen mee en raakten met de dames aan de praat. Zij hadden de safari geboekt in Dar es Salaam en waren al blij dat ze van het busstation werden opgehaald als teken van betrouwbaarheid van het safari bedrijf. De dames werden bij hun hotel afgezet en de safari-man reed met ons naar de camping (Héé, zou dat niet op de weg liggen?) en probeerden ons te overtuigen om de volgende dag mee te gaan.
Eigenlijk zou het ons wel goed uitkomen om de volgende dag te vertrekken, dat zou ons voor het fietsen nog twee volle dagen geven om een wasje te doen, de fietsen rijklaar te maken etc. Maar de goede raadgevingen uit de reisgids dan?
Ach, we vertrouwden er maar op dat de twee dames zich niet zouden laten beetnemen en besloten mee te gaan. Gladstone, de safari-man, wilde dan wel graag een aanbetaling van 100.000 shilling (ongeveer EUR 60) en hij zou ons de volgende ochtend om half negen ophalen.

De volgende ochtend stond de Jeep (of eigenlijk Toyota Landcruiser voor de puristen) om negen uur aan de poort, dat viel best mee. We reden langs het hotel van de twee dames en daar bleek er een vijfde persoon, een jonge Duitser, ook met ons mee te gaan. Naar het kantoor, waar aan de twee dames werd uitgelegd dat het door hen geboekte programma omwille van onze wensen was gewijzigd, niet naar een derde park op dag drie te gaan, maar naar de Serengetti plains om de migratie te zien. (Onze wensen? Zo was de safari aan ons verkocht…) de dames gingen akkoord, we betaalden en de safari man moest met onze Tanzaniaanse Shillingen naar de bank om daar weer US-dollars van te maken. Dat zou een kwartiertje duren.
Anderhalf uur later waren we bijna gereed om te vertrekken. Alleen moest onze oorspronkelijke gids (een vriendelijk uitziende rasta) om onduidelijke redenen nog even geruild worden voor Jackson, onze nieuwe gids.
We vertrokken, er moest alleen nog even worden getankt en boodschappen gedaan, zodat we om een uur of twaalf Arusha uitreden.
In de drie dagen die onze safari zou duren zouden we Lake Tangangire, de Ngorongoro krater en de Serengetti plains bezoeken. Lake Tangangire bezochten we aan het eind van de eerste middag, we zagen redelijk wat olifanten, apen en giraffes.
’s Avonds vertelde Jackson dat hij een probleem had. De Duitser Michael had een tweedaagse safari geboekt en de rest van het gezelschap moesten drie dagen worden onderhouden. Als hij een 24uurs toegangskaartje kocht en pas om een uur of 11 het park in zou gaan zou dat ons de volgende ochtend nog tot 11 uur geven om de plains te bezoeken, maar als hij Michael morgen weer naar Arusha wilde sturen zou hij om één uur weer op de bus gezet moeten worden en zo wel een erg korte safari hebben.
Wij legden hem uit dat we een driedaagse safari hadden geboekt, de volgende dag ook graag vroeg in het park wilden zijn en dat hij op dag drie maar een nieuw kaartje moest kopen en anders zijn baas maar moest bellen. Dat deed hij en wij dachten dat alles in orde was. De volgende dag gingen we vroeg naar de Ngorongoro krater. Hier leeft een enorme hoeveelheid en verscheidenheid aan dieren. Het deed bijna aan de Beekse Bergen denken, zo weinig trokken de dieren zich aan van de aanwezigheid van de auto’s. We zagen Hyena’s op de weg, zwarte neushoorns, leeuwenwelpjes, parende leeuwen, kortom teveel om op te noemen en hadden een geweldige safari.
Volgens de instructies zouden we de volgende dag om zes uur aan het ontbijt moeten zitten, een ochtend “drive” doen naar de Serengetti Plains en terug komen naar het kamp voor de lunch. Om kwart over zes was er inderdaad thee en wat biscuitjes. Om half zeven sommeerde Jackson dat we moesten gaan. Héé we zouden toch ontbijt krijgen? Nee, we zouden voor een ochtenddrive gaan en dan terugkomen voor ontbijt om op tijd het park weer uit te zijn, het 24uurs probleempje. We gingen met z’n vieren maar akkoord, onder voorwaarde dat Jackson ons na afloop weer op het kantoor zou afzetten zodat we met Gladstone de baas zouden kunnen praten. We vonden het namelijk niet echt een driedaagse safari, maar eigenlijk net een tweedaagse terwijl we wel voor drie volle dagen hadden moeten betalen. De ochtenddrive was ook nog redelijk teleurstellend omdat we (bleek achteraf) niet voldoende tijd hadden om helemaal naar de locatie van de migratie te rijden. Terug in het kamp moesten we een uurtje wachten vóór het ontbijt, en een uurtje daarna. Toen reden we terug naar Arusha. Onderweg werd ook nog een te lange lunchstop gemaakt zodat we eind van de middag pas bij het kantoor aankwamen. Gladstone was niet aanwezig maar wel een medewerker die een cursus klantvriendelijkheid had gevolgd. Na een uur zinloos gepraat, de medewerker had niet voldoende mandaat om ons geld terug te geven, werd afgesproken dat we de volgende ochtend terug moesten komen om met Gladstone verder te overleggen. Sterker nog, ze zouden ons ophalen op de camping respectievelijk het hotel.
De volgende ochtend besloten we om (een uur na de afgesproken tijd) zelf maar richting kantoor te gaan. Toen we er bijna waren werden we voorbij gereden door de Jeep, die ons net had gemist op de camping.
Het hele verhaal, driedaagse safari betaald, tweedaagse gekregen nog een keertje aan Gladstone verteld. Ook hij bleek niet in staat om ons een bedrag terug te geven (we mochten wel een middagje op excursie naar het platteland). Maar na weer een uurtje praten kwam de hoogste baas tevoorschijn. Verhaal weer verteld, baas bezorgd voor reputatie van bedrijf (voordat ik het vergeet: roots of africa) en uiteindelijk kregen we ongeveer eenderde dag terug ($ 50 per persoon). Eigenlijk meer dan dat we hadden verwacht.
Tip voor de aspirant safari ganger: zoek toch maar eerst een goed en betrouwbaar bedrijf uit, we zagen andere Nederlanders veel lekkerder eten, een lampje krijgen toen de stroom uitviel en een blijere indruk maken.

Tenslotte bereikte ons het teleurstellende bericht dat ons TV optreden een beetje tegen was gevallen. Ik was sowieso al niet gefilmd, maar Hans zijn deskundige commentaar was er ook vakkundig uitgeknipt (misschien omdat hij steeds schichtig in de camera keek denkt hij zelf). Excuses aan de mensen die speciaal voor ons de hele uitzending hebben uitgezeten. (Gwen)


Lees verder...

zaterdag 15 maart 2008

De vakantie voorbij

Vanaf morgen, 16 maart, mogen we weer op de fiets. Onder de douche voel ik af en toe voorzichtig aan mijn billen. Ik hoop de eeltknobbels die zich daar ontwikkeld hadden weer terug te vinden. Maar helaas, na drie weken niet fietsen alleen maar zacht vlees. Zouden we weer de zelfde lijdensweg moet gaan als destijds in Egypte? We houden jullie op de hoogte. De volgende etappe wordt maar liefst zeven dagen fietsen achter elkaar. De eerste dag geheel over asfalt, de tweede dag nog een kilometer of tien, en vanaf dan rode aarde of stenen. Daarbij hebben we het geluk dat de regentijd op uitbarsten staat, dus het zal wel rode modder worden. Het sterkste verhaal over vorig jaar was 12 kilometer in 2 uur. Het filmpje waarbij de fietsers tot aan hun assen en knieën in de modder stonden haalde zelfs nog een redelijke populariteit op You-tube. Heel lollig vonden we toen…

Zoals jullie weten hebben we ons fiets-zitvlees hoofdzakelijk verspeeld op Zanzibar. Suzanne, een Baobab reisleider collega van mij, woont het grootste gedeelte van het jaar op Zanzibar met haar man Boblee en sinds kort dochtertje Tessa. Zij heeft ons wat adviezen gegeven wat te doen. (Suzanne’s website).
Eerst hebben we wat dagen doorgebracht in Zanzibar-stad. Het oude gedeelte staat bekend als Stone-town. Het is een enorm doolhof van oude handels- en woonhuizen. Het eiland wordt al eeuwen bewoond door een gemengde bevolking van Afrikanen, Arabieren en Indiers. Tot halverwege de 19e eeuw vervulde het een belangrijke rol in de slavenhandel aan de Afrikaanse oostkust.
Dankzij Suzanne’s fietsen kunnen wij zeggen dat, terwijl sommigen van onze medefietsers Kilimanjaro aan het beklimmen waren, wij per fiets de hoogste berg van Zanzibar bedwongen (125 meter volgens sommige bronnen, anderen noemen zelfs 137 meter).
Na Stone-town trokken we richting Nungwi, een plaatsje in het noorden van Zanzibar. In de vorige bijdrage hebben jullie al kunnen zien hoe zwaar het leven daar was. Een lauw-warme groen-blauwe zee, het had eigenlijk meer weg van een enorme bad, vol met vrolijk gekleurde vissen. Overdag zwom je er gezellig tussen, ’s avonds zorgde één van de vele restaurantjes langs het strand ervoor dat ze op je bord lagen.
Voor de twijfelaars om Noord-Zanzibar als volgende vakantiebestemming te kiezen is er misschien nog een laatste argument om ze over de streep te trekken. Tijdens het vis eten zijn er hele goede gesprekken te voeren over de toestand van Tanzania. Onder de medetoeristen zijn de blonde Scandinavische jongedames duidelijk oververtegenwoordigd en bijna allemaal blijken ze in het ontwikkelingswerk te zitten.

Afscheid van Zanzibar

Na Nungwi gingen we per boot een stukje over de Indische Oceaan richting Dar-es-Salaam. Het mooie van Dar-es-Salaam is vooral de naam (letterlijk: haven van vrede). Hetzelfde geldt trouwens voor Addis Ababa (letterlijk: nieuwe bloem). In Dar-es-Salaam bleken bijna alle winkels gesloten te zijn vanaf zaterdagmiddag drie uur. Wij kwamen een uur later aan. De volgende dag bleek het centrum het meest weg te hebben van pakweg Emmeloord op een zondagmiddag (aangenomen dat die zichzelf ondertussen ook niet tot toeristisch trekpleister hebben uitgeroepen, en volop koopzondagen houden). Uiteraard zag het er wel wat minder verzorgd uit, maar het maakte een verassende rijke indruk. Misschien ook omdat we net Ethiopië achter de rug hadden. Een groot verschil met Emmeloord op zondagmiddag was wel dat veel winkels volcontinu beveiligd werden door een gewapende bewaker. Ze hadden een geweer, maar vaak ook zo’n riot-gun, waarvan je uit films weet dat een schot iemand volkomen doormidden schiet. In de verder bijna verlaten straten wisten we niet of we ons heel veilig moesten voelen, of juist helemaal niet.

Dar-es-Salaam

Wat moet je op zo’n verloren zondag anders dan naar de kerk? Op straat werden we aangesproken of we geïnteresseerd waren in een bezoek aan de ‘Universal church’.
Helaas moet ik melden dat jullie het verdere verslag over het bezoek aan de ‘Universal church’ nog tegoed houden. Onze fietsen zijn enigszins gehavend uit de truck-rit Addis Ababa-Aroesha gekomen. Beide frames hebben behoorlijk wat lak verloren. Om te zorgen dat het staal niet te hard gaat roesten in de komende regentijd moeten we de afgeschaafde plekken bedekken. Het beste lapmiddel schijnt nagellak te zijn, maar Gwen heeft alleen roze bij zich, ik helemaal niets. Vanmiddag is de laatste kans om doorzichtige nagellak te scoren (of misschien zelfs blauw of oranje). Daarnaast zijn we onze extra drinkflessen kwijt. Hoe dat gebeurd kan zijn is ons een raadsel, maar ze zijn wel essentieel om verantwoord te kunnen doorfietsen. Kortom, we moeten snel de stad in boodschappen doen.
Ondertussen proberen we al wel weer nieuwe foto’s online te zetten (Tanzania 2008).(Hans)

Nagekomen bericht van een trouwe lezer:

Attentie, attentie!

De uitzending van Waar is de Mol over fietsen in Afrika, starring Hans en Gwen is a.s. maandag 17 maart, 22:30 op Veronica. Zegt het voort!

Met groet, Sake

Lees verder...

donderdag 6 maart 2008

Groeten vanaf Zanzibar


Helaas zijn we te druk in Nungwe, Noord Zanzibar om uitgebreid verslag te doen. Ter troost een paar sfeerbeelden en de Ethiopië foto's zijn bijgewerkt.
(Hans en Gwen)


Lees verder...

zaterdag 1 maart 2008

Van Addis Ababa tot Zanzibar

Door de ontoegankelijkheid van onze weblog vanuit Ethiopië en omdat we niet constant Gwen’s zus wilden lastig vallen heeft de volgende bijdrage wat langer moeten wachten.. Jullie geduld wordt echter beloond. Om het goed te maken dit keer extra lang!

OP DE FIETS
Vanaf Addis Ababa hebben we de Tour d’Afrique in de steek gelaten. Het idee om in 8 dagen naar de Ethiopisch-Keniaans grens te fietsen om daarna per bus gelijk rechtsomkeer te maken naar opnieuw Addis Ababa viel bij ons psychologisch net iets te zwaar.
Een kritische geest zou kunnen opmerken: naar Kaapstad fietsen om daar per vliegtuig rechtsomkeer naar Nederland te maken, wat is het verschil? Uiteindelijk eindigt alles wat je doet weer bij het uitgangspunt. Dit soort diepe gedachten houdt ons echter niet bezig. We genieten simpelweg van ruim drie weken Ethiopië en Tanzania anders dan vanaf de fiets.

De harde cijfers liegen nooit. Het overzicht van Cairo tot Addis Ababa. (Hans’ cijfers, tenzij anders vermeld):
Gefietst: 3505 kilometer
In de truck: Gwen 334 kilometer, Hans 105 kilometer
Totale tijd op fiets: 170 uur en 55 minuten
Gemiddelde snelheid: 20,39 kilometer/uur
Langste dag: 8 uur en 32 minuten
Snelste dag: 29,5 gemiddeld
Langzaamste dag: 12,9 gemiddeld
Hoogste snelheid: 59,5 kilometer/uur
Langste afstand op één dag: 169 kilometer

Wat moet er nog gemeld worden over het fietsen?
De complete Tour d'Afrique route in Ethiopië telt 19.000 hoogtemeters. Voor de niet zo in wielertermen ingevoerden: hoogtemeters zijn het totaal aantal meters dat je omhoog gefietst hebt, zonder daar de meters naar beneden vanaf te trekken. Dus 100 meter omhoog, 50 naar beneden, en daarna weer 200 omhoog, geeft 300 hoogtemeters. 19.000 Hoogtemeters, dat is ruim twee keer de Mount Everest op. Wij hebben ongeveer een derde van het Ethiopië programma laten schieten, maar een dikke Mout Everest hebben we zeker achter de rug.
Tussen Bahir Dar en Addis Ababa de befaamde ‘Blue Nile Gorge’ overwonnen. Eerst in 19 kilometer 1400 meter naar beneden, voornamelijk over gravel en steenslag, daarna in 21 kilometer weer 1600 meter omhoog. Gelukkig bijna allemaal geasfalteerd. In meestal de allerlichtste versnelling haalde ik ongeveer 6 a 7 kilometer per uur. Na drie en half uur zweten in de middagzon, inclusief pauzes, was ik van het laagste punt weer helemaal boven. De allersnelste wedstrijdrijder deed het in anderhalf uur. Volgens onze medefietsers stond de beklimming gelijk aan en stevige Alpencol. Ik geloof het graag.
Verder redelijk relaxed gefietst. De laatste dagen voor Addis Ababa gedroegen de kinderen zich stukken beter. De laatste twee dagen was er geen enkel incident met stenen gooien, en ook veel minder het eisende 'give me money' als antwoord op ons vriendelijk Salam. Zie verder het laatste stukje van Gwen.
De groet die nog wel moet worden vermeld is ‘Where are you go?’ Naast het ‘you-you-you’ telden we die veruit het meest. Duizendvoudig werd er dezelfde grammaticale fout gemaakt. Als ik netjes ‘Addis Ababa’ had geantwoord hoorde ik vijf meter achter me alweer dezelfde vraag uit vele kindermonden naar Gwen worden geschreeuwd. Soms was er sprake van zelfwerkzaamheid en riep men in één keer ‘Where are you go Addis Ababa’.

Over het waarom van het stenengooien door de kinderen hebben we in de vakliteratuur twee mogelijke verklaringen gevonden:
1. Teleurstelling dat we niet stoppen. Men zou heel graag nader contact met de ’ferenjies’ (buitenlanders/vreemdelingen) willen maken. Uit frustratie gaat men stenen gooien.
2.‘Ferenjies’ worden als zodanig alien beschouwd dat alles is toegestaan. Het is juist interessant om de gekste dingen te proberen om te kijken hoe ze reageren. Denk aan een klein kind dat de hamster met stokjes prikt, of de kat aan de staart optilt. Het besef dat het andere wezen ook zoiets als pijn of ongemak kent ontbreekt.
Geen van twee verklaringen lijkt me afdoende. Dat men teleurgesteld is als we doorrijden geloof ik graag. Maar op zich is dat geen reden om iemand een steen na te gooien. Ik ben ook wel eens teleurgesteld in iemand, toch ga ik dan niet onmiddellijk op zoek naar een baksteen of stoeptegel. Bovendien gaat het voorbij aan het feit dat we soms in een regelrechte hinderlaag terecht kwamen, stenen van onzichtbare kinderen in de bosjes of velden.
Misschien bevat de tweede verklaring een kern van waarheid. Toen wij als ‘normale’ toeristen rondreisden waren er veel minder incidenten. Soms schrok ik zelf bijna als ik een medefietser zag. Helm, spiegelende zonnebril, handschoenen. En daarbij strakke kleding, vaak korte broek, iets dat in Ethiopië als je niet op de fiets zit totaal ongebruikelijk en onbetamelijk is.
Stenen gooien is trouwens sowieso iets dat in Ethiopië veelvuldig gedaan wordt. Ze zijn overal ruim voor handen. Koeien, schapen of een groep kinderen krijgen al snel iets in hun richting gegooid als ze de verkeerde richting op gaan, of iets anders doen dat niet de bedoeling is.
Laatste opmerking over dit onderwerp: de Ethiopische volwassenen waren zo goed als altijd rustig, vriendelijk en voorkomend. Het waren slechts de kinderen die soms problemen gaven. Maar ja 50% van de 75 miljoen inwoners van Ethiopië is onder de 16, het is geen uit te vlakken groep.

TEGENSTELLINGEN
Het mooie van fietsen is dat je een land als het ware door de achterdeur binnenkomt. Geen glimmende aankomsthal van een internationaal vliegveld bij een grote stad, maar een aftands uit golfplaten opgebouwd douanekantoortje. De eerste dagen Ethiopië maakten diepe indruk op me. Het deed me denken aan beelden van Cambodja onder het Rode Khmer regiem. De mensen, geen grammetje vet te bekennen, waren in weinig meer dan vodden gekleed. Iedereen vanaf een jaar of zes had of iets bij zich om het land te bewerken, of een stok om het vee te hoeden. Er was geen enkele mechanisatie zichtbaar, zelfs het gebruik van dieren voor bijvoorbeeld ploegen zag je maar weinig. Bijna alles werd gedaan door mensenhanden. Vervoer van spullen naar een lokale markt gebeurde door een eindeloze stroom mensen die alles op hun hoofd of rug droegen, een enkele ezel daargelaten, over de stoffige bergpassen, vele kilometers ver.
Na twee dagen zouden we in de eerste stad aankomen, Gondar. Ik verwachtte een enorme slum met zo mogelijk nog ergere armoede dan op het platteland. Niets was minder waar. Vijftien kilometer voor de stad begon het asfalt. Opeens zagen we keurig in de verf zittende hoogbouw, mannen in pak, modieus geklede vrouwen. Ik heb zelden zo’n enorme tegenstelling gezien. Bij nadere beschouwing moest het beeld wel wat bijgesteld worden. Gondar kende nog meer dan genoeg krottenwijken en kansarme scharrelaars. En het platteland dat we tussen Gondar en Addis Ababa zagen was duidelijk beter af dan het platteland vlak na de grens. Maar het beeld van Ethiopië als land van enorme tegenstellingen bleef gehandhaafd. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is 100 US per jaar. Toch zie je in de steden genoeg cafeetjes met een inrichting die bij ons ook door de beugel zou kunnen, het terras zit vol met goed geklede mensen. Naast het cafe kan een verveloos krot staan, op de stoep zitten bedelaars, kleine kinderen die kauwgom en papieren zakdoekjes verkopen, iedereen leeft zijn eigen leven. In Soedan waren de tegenstellingen veel minder evident.
Het meest absurd wordt de situatie als wij, de westerse toeristen, op de proppen komen. In Lalibela, twee busdagen van Addis Ababa verwijderd, maar vrijwel alle toeristen doen het per vliegtuig in 40 minuten, zijn een aantal schitterende in de rotsen uitgehakte kerken te zien. De westerse toerist betaalt bijna 25 dollar voor een entree ticket. Dat is een kwart van het jaarinkomen van Abebe (Jan) Modaal in Ethiopië. In Lalibela vind je een luxe hotel, een eindje verder langs dezelfde weg is het de reinste Middeleeuwen. Maar wat moet je als ‘onschuldige’ toerist met deze tegenstellingen. Je kan niet aan iedereen geld gaan uitdelen, zelfs al zouden ze er niet constant om vragen. Jij hebt toch niet om die tegenstellingen gevraagd, hadden ze zelf het geld en de kansen onderling niet wat beter kunnen verdelen. Waarom lijken de mensen in Lalibela niet te profiteren van al het geld dat de toeristen binnenbrengen, wordt zeker de oorlog met Eritrea mee bekostigd, of een mooi ministerie in Addis Ababa. En waarom is de helft van de bevolking onder de 16 jaar, bestaat 40% van de staatsbegroting uit donaties van de rijke landen. Het lijkt een situatie die niet anders dan catastrofaal kan eindigen.
Ik weet niet zo goed hoe ik dit stuk moet afsluiten, zou graag tot een soort van antwoord willen komen, maar vrees dat het er niet inzit. Misschien heeft iemand anders nog ideeën?

MISVERSTANDEN
‘They are such terrible people, but I guess it is because they are so desperate’. Dat is wat een medefietser over de Ethiopiërs zei na wat negatieve ervaringen. Een volkomen fout oordeel, gebaseerd op een totaal gekleurde Noord-Amerikaanse bril, getuigend van een gebrek aan inlevings-, voorstellings- en relativeringsvermogen. Als ik vriendelijk wil zijn noem ik het een misverstand.
Door de enorme verschillen tussen wij, de westerlingen, en zij, de Ethiopiërs, gaat dat sowieso van een leien dakje hier, misverstanden.
Bij ons in de bus zat een toekomstig leraar Engels, nog één jaartje en dan mocht hij voor de klas. De conversatie was al meermalen stroef verlopen omdat zijn kennis van het Engels bijzonder middelmatig bleek. Bij aankomst in Lalibela deden we nog een laatste poging. 'Do you know where hotel 'The Seven Olives'' is?' Hij dacht zeker 20 seconden heel hard na, en kwam toen met zijn antwoord: 'Tomorrow'.
In het hotel werd het ontbijt elke dag standaard geserveerd met een omelet. Ik had er genoeg van, en vroeg of ik misschien een gekookt ei zou kunnen krijgen. 'Is possible, but will take very long', was het antwoord. Hoelang dan was mijn vraag. 'Twenty minutes' was het antwoord. Hoe kookt men in Ethiopie in hemelsnaam eieren vroeg ik me af.
Twee maal macaroni besteld. De ober vraagt 'two macaroni'. 'Yes' beantwoorden we blij dat de boodschap is overgekomen. 'Two pasta', zegt de ober nog een keer. Oké, als je zo wilt noemen best, nog een keer zeggen we blij 'yes'. Ruim een half uur later komen er vier enorme borden binnen, twee met macaroni, twee met spaghetti.
Nog twee zaken die ons in de horeca bevreemdden. De vraag 'warm of koud' als je een biertje of cola bestelde. En de vraag of het flesje moest worden opengemaakt. 'Nee, laat maar dicht, kijken naar een biertje is al voldoende eigenlijk.' Maar misschien was de openen-vraag vooral bedoeld om beleefd te zijn.

ALLES IS ANDERS
Met de bus naar Lalibela vanuit Addis Ababa. Ik zal jullie het hele reisverhaal besparen. Twee dagen honkebonken over een slechte weg, bijna constant lokale muziek over kapotte krakende luidsprekers, meestal op een volume dat bijna alles overstemde behalve de herrie van de motor. Heerlijk was het, vooral toen het voorbij was. Ook nog vermeldenswaard is dat voor de tweede dag, waarop we een tweetal moeilijke passen moesten nemen, de hele bus en alle passagiers door een orthodoxe priester werd gezegend. Een groot kruis werd tegen iedereen zijn voorhoofd gedrukt, daarna mochten ze het twee keer zoenen. De Ethiopiërs werden er zichtbaar rustiger van. Op ons had het juist een averechts effect. Wat gaat er komen dat slechts met behulp van een hogere macht te overwinnen valt.

's Ochtends wachten op de bus

Ik wilde echter alleen het ticket bespreken. De tekst is geschreven in het Amhaars, de offciele taal van Ethiopië. Amhaars is een Semitische taal, net als het Arabisch en Hebreeuws. Als enige taal bezuiden de Sahara heeft het een schrift ontwikkeld (wel volkomen onleesbaar, maar vooruit, het is een schrift – dat was dus een poging tot humor). Het ticket zelf is niet te lezen voor ons, maar de ingevulde gegevens heeft men in Latijns schrift gedaan. Hierdoor is gemakkelijk op te maken om welke gegevens het gaat.
Passagiers: Has en Gwyen (Oftewel Hans en Gwen)
Vertrekdatum: 14-6-2000 (Hè???? O, ja, ze hebben een andere jaartelling. Ze liggen ruim 7 jaar achter, het tweede millennium is net begonnen. Bovendien valt oud-en-nieuw in september, en is februari dus maand 6 ipv 2)
Tijdstip: 11.00 (Lijkt mee te vallen, maar in Ethiopië is het 12.00 als de zon opkomt, niet als hij op zijn hoogst staat. 11.00 uur is dus 1 uur voor zonsopgang, oftewel 5.00 ’s ochtends. Om kwart voor vijf waren we aanwezig, uiteindelijk reed de bus om half zeven onze tijd het busstation uit.)
Has en Gwyen op 14-6-2000 om 11.00 wordt dus Hans en Gwen op 22-2-2008 om 5.00 uur 's ochtends.

Oké, dat was lang zat dacht ik. Nog even voor de voor de volledigheid onze toeristische activiteiten sinds ons vertrek uit Addis Ababa.
Met de bus in twee dagen naar Lalibela. Onderweg overnacht in Dessie, interessant omdat het een doorsnee Ethiopisch stadje was. Onderweg kennis gemaakt met een redelijk aantal van onze medebuspassagiers. De Engelse woordenschat varieerde van 2 tot 8 (aantal woorden). De toekomstige leraar Engels kende er flink veel meer, maar sprak ze voor ons bijna allemaal onverstaanbaar uit. Hetzelfde gold vice versa als wij wat tegen hem zeiden.

Een van de rotskerken in Lalibela

In Lalibela de in de rotsen uitgehakte orthodoxe kerken bezichtigd. Fantastisch. Ik ben zelfs nog op zondagochtend om zes uur 's ochtends naar een kerkdienst gegaan. De kerk zelf was niet toegankelijk, er konden sowieso niet al teveel mensen in. Bijna iedereen stond buiten en las de bijbel mee, bij de gezangen werd er door de massa, gekleed in lange, min of meer witte gewaden, soort van mee geneuried. Hele speciale ervaring om bij te zijn. Later ook nog een mooie bergwandeling gemaakt.
In Aksum, meer naar het Noorden, de stelea (obelisken) bekeken die daar in grote aantallen zo'n 2000 jaar geleden zijn neergezet. Daarnaast is er de kerk die volgens de Ethiopische orthodoxe kerk de oorspronkelijk Ark van het verbond bevat, door Mozes ooit ontvangen in de Sinai als ik het goed heb. In tijden lang her is de Ark door de zoon van de joodse koning Salomon en de Ethiopische koningin van Sheba uit Jeruzalem meegenomen. De Ark zelf kan je uiteraard niet zien. Zoals iedereen weet uit Indiana Jones' 'Raiders of the lost Arc' zou bij de aanblik onmiddellijk een vuurzuil neerdalen waarna er niet meer dan een halve asbak vol met stof van je overblijft. Om dit de voorkomen is de Ark veilig opgeborgen, en mag je zelfs het gebouw tot op maar 20 meter naderen, tenminste mannen. Vrouwen moeten nog verder wegblijven. Voor die laatste extra restrictie zal ongetwijfeld een goede reden zijn......

Vrijdag 29-2 gaan we van Addis naar Zanzibar. Tropisch strand, ook wel eens lekker.
Daar is de beurt qua weblog weer aan Gwen. Vanaf 16 maart wordt er weer gefietst.

ENGELSE LES
Nog een nagekomen bericht. Op straat in Aksum vroeg iemand of we wilden assisteren bij het geven van een Engelse les. Geen probleem, het leek ons wel interessant. De leerlingen mochten ons allerlei vragen stellen, wij antwoordden. Het ging over Nederland, voetballen, ons gedachten over Ethiopië en Afrika, en dat soort zaken. Toen stelde de leraar zelf een vraag. 'Stel dat je door een homoseksueel met AIDS, een Soedanees dus, met een machinegeweer gedwongen wordt tot sex, wat kies je dan: sex of je laten neerschieten?' En voor Gwen dezelfde vraag maar dan met een lesbienne, uiteraard ook uit Soedan. Leerzame vragen. We hoorden van de leraar dat er in Ethiopië geen homoseksualiteit voorkwam, in Soedan wel heel veel. In het onwaarschijnlijke geval van een Ethiopische homoseksueel werd de persoon in kwestie geëxecuteerd aldus de leraar. Als antwoord hebben we een pleidooi gehouden voor een wat liberale houding ten opzichte van homoseksuelen. We kregen niet de indruk dat het enorm veel indruk maakte.

JAMBO
Ondertussen op Zanzibar aangekomen. Van ruim 2400 meter hoogte en best wel fris zodra de zon weg was, naar tropisch zeeniveau. Een warme klamme deken die dag en nacht over alles heenligt. Jammer dat we de langzame overgang van de verschillende klimaatzones niet hebben kunnen meemaken.
'Jambo' is de begroeting hier. Volgens de reisgids houdt deze groet in 'He, blanke, hoe gaat het, jij spreekt vast geen Swahili'. Mogelijke antwoorden zijn 'Sijmabo' 'Met mij gaat het goed, en brand maar los in Swahili', of Jambo 'Best goed, dank je, en Swahili weet ik inderdaad niets van'. Mooie compacte taal dat Swahili. Wij houden het voorlopig maar op Jambo. (Hans)


Lees verder...